Gilde niet los te denken van de gemeenschap!
Wil men de oude gebruiken alle eer aandoen, dan behoort de dag van het koningschieten door het gilde, niet alleen een grote feestdag te zijn voor het gilde zelf, maar ook voor het gehele dorp.
Hoe meer de ideale toestand benaderd wordt dat alle dorpsgenoten ook gildegenoten zijn, des temeer is het vanzelfsprekend dat een gildefeest ook een algemeen dorpsfeest is. Maar zelfs indien dat niet meer, of nog niet het geval is, is het aanbevelenswaardig toch zoveel mogelijk het dorp in dit gildefestijn te betrekken, vooral om de verbondenheid tussen gilde en dorpsgemeenschap extra te onderstrepen en tot iets vanzelfsprekendst te maken.
Het beste kan dit natuurlijk gebeuren door er allereerst goed de tijd voor te nemen b.v. twee dagen. Als het gilde alleen maar een paar uurtjes schiet, merkt de rest van het dorp dat nauwelijks. Maar door er een aantal extra elementen in op te nemen die, hoewel onderling sterk verschillend, voor allen van waarde zijn, n.l. vermaak (kermis) en kerk (heilige mis en lof), kan het dorp nauwer bij de festiviteiten betrokken worden.
Neem er twéé dagen voor
Het verdient aanbeveling een zodanig programma te ontwerpen, dat daarin ruim tijd is, niet alleen voor het zo snel mogelijk lossen van de eenmaal onvermijdelijke schoten, maar ook voor een zo waardig mogelijke en daardoor stijlvolle omlijsting, die ook het gehele dorp aanspreekt. In onze moderne tijd schijnt iedereen zóveel haast te hebben, dat het gebruikelijk geworden beroep op “tijdnood” aanleiding wordt, allerlei plechtigheden maar zo gauw mogelijk af te rafelen, en ze daarmee tevens de doodsteek te geven. Ook het koningschieten, dat een der belangrijkste gildegebeurtenissen van het jaar behoort te vormen, ziet men maar al te vaak op zo´n haastige wijze afgehandeld worden dat het daardoor geheel ontluisterd wordt.
Voor het koningschieten en alles wat daarbij behoort, neme men dus de tijd; het liefst twee dagen. Vroeger kon dat gemakkelijker, zelfs al vielen de gildefeesten buiten het weekeinde, omdat vrijwel alle gildegenoten tot de boerenstand behoorden. Nu zijn veel gildebroeders in burgerloondienst en in prijzenswaardige beroepsijver geven ze voor hun werkgever niet zo maar in de steek te kunnen laten, daarbij echter vergetende, dat zij voor allerlei privé wissewasjes wel degelijk snipperdagen opnemen. Maar ook de tegenwoordige “landbouwers” schijnen akkers en beesten veel minder gemakkelijk te kunnen verlaten dan in de tijden toen zij nog “boer” waren. Met schrik zien wij dat ook de tijd tegemoet dat zij zich agrariër zullen gaan noemen. Niettemin moet ook nu een tweedaags feest mogelijk zijn als men maar wil.